4430 Struikelblokken grammatica
[collapsibles]
[collapse title=”4431 Onvolledige zin”]
Onvolledige zinnen kunnen ontstaan als je een bijzin zonder de juiste aanpassingen als zelfstandige zin gebruikt.
In journalistieke teksten zijn onvolledige zinnen tamelijk gebruikelijk. In academische teksten schrijf je in principe altijd in volledige zinnen.
[modal text=”Voorbeelden” content=”xclass=”btn btn-primary btn-lg”]
onvolledige zin |
volledige zin |
Iets wat invloed had op de uitvoering. | Dat had invloed op de uitvoering. |
Geen gebouw voor de eeuwigheid.
|
Het gebouw was niet bedoeld voor de eeuwigheid. |
[modal-footer]
[button type=”primary” link=”#” data=”dismiss,modal”]Dismiss[/button]
[/modal-footer]
[/modal]
[/collapse]
[collapse title=”4432 Tantebetje”]
Een Tantebetje is een bepaald soort constructiefout in de zinsbouw. Die fout ontstaat meestal als je twee zinnen koppelt door middel van en, want, of maar, en in de tweede zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait.
Meer uitleg over het Tantebetje vind je in Handboek NL van Van Dale (zoek op Tantebetje) en in Jan Renkema, Schrijfwijzer.
[modal text=”Voorbeelden” content=”xclass=”btn btn-primary btn-lg”]
Tantebetje |
Correcte formulering |
Een voorbeeld van zijn inspiratiebronnen is de romantische auteur Balzac en bestudeerde hij ook Erasmus’ Lof der Zotheid. | Een voorbeeld van zijn inspiratiebronnen is de romantische auteur Balzac en hij bestudeerde ook Erasmus’ Lof der Zotheid. |
Ook hiervan is de kunstenaar zich bewust en vindt hij dit ook helemaal niet erg. | Ook hiervan is de kunstenaar zich bewust en hij vindt dit ook helemaal niet erg. |
[modal-footer]
[button type=”primary” link=”#” data=”dismiss,modal”]Dismiss[/button]
[/modal-footer]
[/modal]
[/collapse]
[collapse title=”4433 Betrekkelijk voornaamwoord (die/deze/dit/dat/wat)”]
Met een betrekkelijk voornaamwoord verwijs je naar iets wat je eerder in de zin of in een voorgaande zin noemde. Welk voornaamwoord correct is hangt af van het geslacht van het woord waarnaar je verwijst.
- de-woorden: de vrouw die; deze/die prent is mooi; deze/die wil ik hebben
- het-woorden: het huis dat; dat/dit huis is mooi; dat/dit wil ik hebben
In de spreektaal wordt wat vaak gebruikt bij een verwijzing naar een onzijdig antecedent (het meisje wat), maar in de academische schrijftaal gebruik je wat alleen bij onbepaalde antecedenten en in enkele specifieke constructies.
- alles wat
- het mooiste wat
Meer voorbeelden vind je in Jan Renkema, Schrijfwijzer.
In Handboek NL van Van Dale vind je uitvoerige uitleg over het betrekkelijk voornaamwoord. Van Dale noemt het gebruik van wiens, wier, welke, welks en dergelijke terecht verouderd. Zelfs voor academische schrijftaal zijn ze inmiddels te formeel.
[/collapse]
[collapse title=”4434 Bezittelijk voornaamwoord: haar of zijn?”]
Haar is het vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord. Je gebruikt het uiteraard bij personen die van het vrouwelijk geslacht zijn (Hij gaf het meisje haar portret). Daarnaast gebruik je het voor woorden die van het vrouwelijk geslacht zijn. Dat zijn sommige de-woorden.
- De gemeente breidde haar grondgebied uit.
Alle het-woorden zijn onzijdig. Daar verwijs je naar met zijn.
- Het museum stelde zijn beleid bij.
Let op: Wij Nederlanders hebben weinig gevoel voor het grammaticale geslacht van een woord. Zoek het daarom op voor je bij een de-woord haar als bezittelijk voornaamwoord gaat gebruiken.
[/collapse]
[collapse title=”4435 Hun/hen/ze”]
In de spreektaal zijn Hun hebben en Hij geeft ze informatie ingeburgerd. In academische teksten wordt een grammaticaal correcte toepassing van hen en hun van je gevraagd.
Je gebruikt hen in de volgende constructies:
- Na een voorzetsel: Hij deed het voor hen. Zij gaf het aan hen. Dankzij hen was hij van werk verzekerd.
- Als lijdend voorwerp: Hij leidde hen op. Hij volgde hen na. Controle: als je deze zinnen lijdend maakt verandert hen in zij: Zij werden door hem opgeleid. Zij werden door hem nagevolgd.
Je gebruikt hun in de volgende situaties:
- Voor het meewerkend voorwerp als daar geen voorzetsel voor staat: Dat was hun niet opgevallen. Zij schonk hun de kostbare materialen.
Let op: Je kan hun en hen als persoonlijk voornaamwoord alleen gebruiken voor personen, niet voor zaken.
Let op: In sommige richtlijnen wordt gesuggereerd in geval van twijfel ze te gebruiken in plaats van hun of hen. Voor de academische schrijftaal is dat niet acceptabel. Ook men is geen alternatief (zie hieronder).
[/collapse]
[collapse title=”4436 Men”]
Je kan het voornaamwoord men alleen gebruiken als onderwerp in de zin, dus als degene die iets doet.
- Men beschouwde het niet als een zelfportret.
- Zo kon men voor hun zielenheil bidden.
Je kan dus niet zeggen:
- Het prachtige interieur van de kerk moest men een idee geven van het paradijs. (in deze zin is interieur het onderwerp)
[/collapse]
[collapse title=”4437 Enkelvoud/meervoud”]
Als het goed is heeft een zin met een enkelvoudig onderwerp ook een enkelvoudige persoonsvorm, en een zin met een meervoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm. Vooral in uitgebreide zinnen vraagt dit aandacht.
- Van Mander [onderwerp enkelvoud] beschouwde [persoonsvorm enkelvoud] het paneeltje als voltooid.
- De ideeën [onderwerp meervoud] van op Saint-Simon georiënteerde technocraten over stedelijke communicatie hadden [persoonsvorm meervoud] veel invloed op Napoleon III.
Let op: Met woorden als men, groep, bestuur, kunstwereld, publiek, jury, organisatie, museum (in de zin van een organisatie) duid je meerdere mensen aan. Maar in grammaticaal opzicht zijn ze enkelvoud.
[modal text=”Voorbeelden” content=”xclass=”btn btn-primary btn-lg”]
enkelvoud – meervoud |
enkelvoud – enkelvoud |
De Museumvereniging had hier bezwaar tegen. Zij meenden dat de overheid een ruimer budget voor restauraties beschikbaar moest stellen. | De Raad voor Cultuur had hier bezwaar tegen. Zij meende dat de overheid een ruimer budget voor restauraties beschikbaar moest stellen.. |
In 1602 vroeg het Lucasgilde Maarten de Vos een altaarstuk te schilderen voor de Antwerpse kathedraal, een opdracht waarmee ze hun positie in de stad onderstreepten. | In 1602 vroeg het Lucasgilde Maarten de Vos een altaarstuk te schilderen voor de Antwerpse kathedraal, een opdracht waarmee de organisatie zijn positie in de stad onderstreepte. |
[modal-footer]
[button type=”primary” link=”#” data=”dismiss,modal”]Dismiss[/button]
[/modal-footer]
[/modal]
[/collapse]
[/collapsibles]